Best Island
Beautiful Island
Beautiful Beach

Monday, May 2, 2011

Donderdag 28 april - zondag 1 mei - Dolfijnen en Soemba

Beste volgers, omdat mobiel internetbereik op Soemba slechts zeer beperkt voorhanden is, heeft ’t even geduurd met deze update (die daardoor ook wat lang is geworden: vier dagen in één blogbericht). Inmiddels zijn we weer terug op Bali (dinsdagmiddag 3 mei, 13.30 uur), een update van gisteren en vandaag volgt later...
Donderdag 28 april – dolfijnen, kunstenaars in Ubud, sunset in Kuta
’s Ochtends vroeg op in Lovina Beach (Bali): om 5.45 uur kwamen er drie boten uit het donker opdoemen, richting het strand van ons hotel om ons vervolgens mee te nemen om voor de kust dolfijnen te gaan spotten. Alie en Marga waren krap op tijd; 5 minuten ervoor sprongen ze uit hun bed, want een wekker hadden echt ze niet nodig… De bootindeling werd gebaseerd op snorkelaars en niet-snorkelaars, want zeven medereizigers zouden, direct na het dolfijnen spotten, gaan snorkelen in zee. En ook dat moet ’s ochtends vroeg gebeuren, als de zee nog wat kalm is.
We voeren in ranke, smalle bootjes met aan beide kanten een drijver, een stuurman en een lawaaierig motortje de zee op. Onze drie bootjes waren niet de enigen, want vanaf verschillende stranden kwamen er bootjes aangevaren met nieuwsgierige toeristen. In totaal wel zo’n 30-40 bootjes. Langzamerhand kwam ook de zon op, een mooie zonsopgang. En niet veel later: yes, de eerste dolfijn! Wat een snelle, gestroomlijnde vissen zijn dat. Ze zwommen en doken voor de bootjes uit en soms ertussenin, steeds in groepjes van een stuk of 5-10. Af en toe ook een moeder met een kleintje. We zagen zelfs een aantal pirouettes voor onze neus gebeuren. Waarschijnlijk wat macho-dolfijnen… Er werd flink gefotografeerd, maar dat bleek met die snelle beestjes lastiger dan het eerst leek. De meesten van ons borgen het toestel dan ook maar weer op en genoten van het schouwspel. Goed rondkijken en dan hopen dat ze vlakbij je boot opspringen.
Na een uurtje voeren we weer richting de kust. Jaap, Erna, Peter en Jenny waren al eerder vertrokken om te gaan snorkelen. Om Jaap in z’n zwemvliezen te krijgen, moest Jenny al haar verloskundige inzichten gebruiken om dat tot een succes te laten worden. Maar ’t is gelukt! Het snorkelen was zeer de moeite waard:  wat een prachtig gezicht, ’t is net of je in een tropisch aquarium zwemt. Arjan en Marga volgden even later. Al die kleuren en vormen die je onder je ziet zwemmen, schitterend! Zelfs Noord-Balinese tijgervissen op deze locatie… Met wat brood of biscuitjes kon je de vissen naar je toe lokken en eten ze uit je hand.
Tegen een uur of negen waren we allemaal – de niet-snorkelaars waren er natuurlijk al een stuk eerder – terug in het hotel. Na het ontbijt is er nog wat gerust, de tas weer ingepakt en vertrokken we rond een uur of half elf, met beide auto’s. Onderweg hebben we koffiegedronken bij een schitterend uitzichtpunt op een dal met groene sawa’s en vulkaantoppen tegen de achtergrond. De terrassen met rijstvelden waren goed te bekijken. Verderop kwamen we nog een aantal apen tegen, langs de kant van de weg.
Onze volgende stop was het kunstenaarsdorp Ubud. Een Amerikaanse vrouw had ons bij het ontbijt al gewaarschuwd: very busy. Nou, dat klopte inderdaad: druk, druk, druk. Even een uurtje daar over de markt gelopen, een vol pakhuis met allerhande souvenirs, schilderijen, fruit, sarongs en housnijwerk. En afdingen hoort hier bij de nationale gewoonten, maar af en toe voelt het ook wel wat ongemakkelijk om over 1 of 2 euro te onderhandelen…
Terug in Kuta haalden we onze koffers weer van de extra gehuurde kamer en werd er gewassen (en vannacht gedroogd voor de droge lucht van de airco), geshopt, gezwommen en de zonsondergang op het strand bewonderd. We waren niet de enigen; op het strand was het rond half zes het hartstikke druk met mensen die de sunset in Kuta wilde meemaken. Hoge golven op de voorgrond, mooi zonlicht op de achtergrond. Helaas was het net boven zee wat bewolkt, dus zagen we de zon niet in zee zakken…
Om half acht aten we in het restaurant van het hotel. Alie had ons in eerste instantie vrijaf gegeven om op een zelfgekozen tijdstip in het restaurant te eten. Maar iedereen vond ’t veel gezelliger om dat met elkaar te doen, dus spraken we af om half acht. We aten vandaag a la carte, in tegenstelling tot de andere dagen, waarbij Alie vaak een buffet liet samenstellen of op een bepaalde tijd een maaltijd bestelde. Dat betekende dat we ook flink wat meer tijd voor het eten nodig hadden (tot half 10), maar ’t was heerlijk. Daarna de koffer ingepakt, zodat we morgenochtend om 8 uur bepakt en bezakt aan het ontbijt kunnen zitten.
Vrijdag 29 april – naar Soemba
Na het ontbijt brachten de beide auto’s ons, met alle 14 koffers en handbagage erin, naar het vliegveld van Denpasar. Een ritje van zo’n 10 minuten. Aangekomen bij het vliegveld gingen we als een speer door de controles om als eerste bij de incheckbalie te zijn. En da’s gelukt, om 8.45 uur stonden we er in de rij. Toen wachten tot de balie openging en we onze boardingpassen kregen; dat heeft wel even geduurd. Ondertussen kon Arjan nog even geld uit ‘de pot’ pinnen, aangezien dat op Soemba wat lastiger gaat. Hij was ineens weer een meerdere keren miljonair! Vervolgens door de paspoortencontrole en nog ’s met de handbagage door de scan. Daarna weer wachten tot ons vliegtuig (van Batavia Air) om 10.45 uur zou gaan vertrekken…
Met zo’n drie kwartier vertraging vertrokken uiteindelijk we richting Kupang, de hoofdstad van Timor. Ons vliegtuig is een ‘eilandhopper’ met in- en uitstappers in Jakarta, Surabaya, Denpasar, Kupang en als eindbestemming Waingapu op Soemba. En dan weer dezelfde route terug. We hadden goed uitzicht en konden de kustlijnen van een aantal Oost-Indonesische eilanden mooi volgen (Lombok en Sumbawa) en niet veel later vlogen we ook over Soemba. In Kupang, de hoofdstad van het eiland Timor, maakten we een korte tussenstop. In eerste instantie was het de bedoeling dat we een stop van ongeveer een uur zouden maken, maar vanwege de vertraging werd die ingekort tot 20 minuutjes. Omdat we op het vliegveld een ontmoeting zouden hebben met de dominee van de GGRI-gemeente in Kupang, is Alie nog wel even van boord geweest en de dominee en z’n vrouw nog snel  even opgezocht. We kregen de hartelijke groeten overgebracht. En gelukkig was Alie voor de doorstart weer terug...
Om kwart voor drie landden we op Waingapu, de hoofdstad van Soemba. Vanuit de lucht hadden we het al gezien, maar het landschap van Soemba ziet er compleet anders uit dan de eilanden waar we de afgelopen dagen vertoefd hebben. Een stuk droger, uitgestrekte vlaktes met af en toe een boom, wat huisjes en ook regelmatig vee (koeien en geiten). Jan wachtte ons op en daarna was het wachten op onze bagage. Meteen raakten we in het Soembanese ritme: op de een of andere manier was het nodig om de drie gevulde bagagekarren zo’n half uur bij het vliegtuig te laten staan, terwijl honderden mensen zich verdrongen rond de enige transportband in de kleine aankomsthal. Maar nadat we alles bijeen verzameld hadden, konden de koffers bovenop de bus en wijzelf erin.
De rit ging allereerst naar de kerk van Waingapu, waar tegenwoordig ook de theologische school van de GGRI (Gereja-Gereja Reformasi di Indonesia) gevestigd is. Jan heeft hier de afgelopen week lesgegeven en is als ‘flying teacher’ hier vier keer per jaar een aantal weken actief als docent. We werden in het kerkgebouw ontvangen door dominee Jan en zijn vrouw en de studenten, een stuk of 15. In totaal studeren hier 21 studenten, maar een aantal van hen doet een praktijkjaar in een plaatselijke gemeente. De totale studieduur is vier jaar, waarvan dus één stagejaar. De jongens wonen hier intern en gaan af en toe ’s naar huis. Ze stelden zich allemaal voor en vertelden kort iets over henzelf, Jan vertaalde. In leeftijd variëren ze van 20-25; één van hen was 35 (net zo oud als Arjan). Ze krijgen elke dag les (vijf dagen/week) van 8-12 uur. Ook wijzelf stelden ons even voor; vooral de leeftijd van opa Rinus (82 jaar) maakte diepe indruk… De kerk heeft plannen voor nieuwbouw van een scholencomplex/campus en de dominee liet daarvan wat tekeningen van de aannemer zien. Zowel aan de kerken in Nederland (via De Verre Naasten), als de kerken in Australië is gevraagd een financiële bijdrage te leveren.   
Tegen vier uur vertrokken we Wai Marangu, een rit van zo’n anderhalf uur. De weg was prima, de chauffeur had er flink de sokken in. Af en toe even afremmen voor wat koeien, geiten of een overbeladen vrachtwagen met een laadbak vol mensen. Als je door de spleetjes van je ogen keek, waande je je tijdens de rit op Terschelling: droog helmgras, af en toe een struik duindoorn en wat duinen op de achtergrond… Maar als je je ogen beter de kost gaf, zag je dat je totaal ergens anders was: regelmatig wat huisjes/kleine dorpjes, brommertjes, geiten en koeien. Inmiddels ging de zon onder en kwamen we in ’t donker aan bij het gastenhuis in Wai Marangu. Dit is het huis waar Jan en Alie in de jaren ’80, tijdens hun Soemba-jaren, met hun kinderen woonden. Tegenwoordig is dit huis in bezit van de kerk (GGRI) en is het te huur voor gasten/bezoekers.
We werden vriendelijk ontvangen door de ‘oppassers’/beheerders van het gastenhuis en hun drie kinderen, alle drie genoemd naar Nederlandse zendingswerkers: Henk Oostra, Dineke (Groen) en Thijs (Oosterhuis). Alie verdeelde de kamers, waarna we met elkaar nasi aten. Vervolgens moesten de koffers van het dak. Daarna vertrokken Jan, Arjan, Marga en Jenny met de bus naar een huis ietsje verderop, omdat niet iedereen in het gastenhuis kan slapen. Dit is het huis van Indyo, de lokale medewerker van De Verre Naasten, die de kerken hier adviseert bij hun kerkelijke administratie, projectmanagement en de stichting Yakerrsum (ook van de kerk) begeleidt/adviseert bij de uitvoering van de verschillende landbouwprojecten op Soemba. Ook de chauffeurs slapen hier. We moeten hier zuinig aan doen de elektriciteit, want dat wordt geleverd door zonnecellen of een generator. Ook mobiel bereik is hier terplekke een schaars goed, daarvoor moeten we een stukje verderop de berg op. Water is er op ’t moment wel genoeg, want er is hier de laatste tijd erg veel regen gevallen. Maar helaas zijn daardoor de oogsten mislukt…
Na nog wat mandiën – een douche is hier niet, je gooit gewoon een bakje water over je heen – gaan we slapen. Allemaal onder de klamboe, want er zijn hier muskieten… En vanwege mogelijke malaria zijn we allemaal aan ‘de pil’. Maar slapen gaat prima, raampjes open, muskietengaas ervoor en onder een lakentje.
Zaterdag 30 april – het smalle pad kent vele hobbels
De meesten van ons werden al vroeg wakker, zo tegen een uur of zes. Toen werd ’t licht, begonnen de hanen te kraaien en de honden te blaffen. Om acht uur ontbijten we in het gastenhuis: versgebakken brood en nasi goreng. Helemaal prima.

Om een uur of negen vertrokken we met de bus, de bestemming van vandaag was de nieuwe evangelisatiepost Jangga Hapapa van de GGRI-evangelist Daniël. Daarvoor moesten we zo’n anderhalf uur rijden, omhoog de bergen in. Zo’n weg als dit hadden we nog niet eerder meegemaakt: eerst leek ’t wel aardig, maar al snel kwamen er plassen en kuilen/gaten in de weg. Omdat de chauffeur nog erg zuinig is op z’n nieuwe bus (pas twee maanden oud), namen we de kuilen heel voorzichtig. Zou je met je Nederlandse personenauto echt niet hoeven te proberen (en daarom beschikt Jan hier ook over een Jeep). Bovendien bevonden zich links en rechts van de weg af en toe flinke afgronden. De adrenaline stroomde flink, maar dat schijnt goed voor het hart te zijn (volgens één van onze verpleegsters)… Nog spannender werd ’t als we een tegenligger tegenkwamen, want dat paste eigenlijk niet op dit weggetje. En omdat dalend verkeer voor gaat, moesten wij dan achteruit rijden om onze tegenligger erlangs te laten. Dat lukte het beste in een bochtje, maar ’t was oppassen om niet in de berm te raken. Want die waren zo zompig dat dat vast een slippartij zou worden…
Maar goed, na anderhalf uur hotsen en klotsen, stapte evangelist Daniël bij ons in de bus. Hij reed met ons mee naar het pad waar we ‘met de benenwagen’ zouden afdalen. Nou, dat werd een nieuwe uitdaging, want ’t daalde flink steil en het pad was af en toe spekglad. Daniël had wat helpers uit het dorp geregeld, zodat we aan de afdaling konden beginnen. Rinus bleef achter bij de bus: zo’n steil pad zag hij niet zitten. Een verstandig besluit… ’t Was een heftige afdaling van zo’n half uur. Niet iedereen kwam helemaal schoon aan: als je uitglijdt op een modderig pad, word je aardig vies. Onze bijrijder – die de buschauffeur assisteert bij het rijden/draaien – kreeg spontaan de slappe lach toen hij Jaap zag aankomen: een vieze hand, een modderige onderarm en modder op z’n achterwerk. Het smalle pad kent vele hobbels, was Jaaps eindconclusie. Ook de rest was flink bezweet en had spekgladde schoenen: het profiel van de zolen was helemaal volgelopen met kleverige modder, haast een soort klei/leem. Voor de dorpsbewoners zelf was ’t geen centje pijn: voor ons liep een jonge moeder op teenslippers, met haar baby van vier maanden op de arm. En jochies van een jaar of acht deden het haast rennend…
In het dorp aangekomen, werden we hartelijk ontvangen door de bewoners, jong en oud was uitgelopen. Na een kleine opfrisbeurt werden we in het huidige kerkgebouwtje uitgenodigd voor een kopje koffie/thee met wat lekkere koekjes. Daniël vertelde kort wat over z’n gemeente: hij is hier sinds kort aan het werk en zondags komen er zo’n 40 mensen samen. Jan vertaalde simultaan. Ook het dorpshoofd en de zondagsschoolleider spraken ons toe: allebei blij en ook trots met bezoek vanuit Nederland.

Na de koffie hebben we cadeautjes uitgedeeld aan de kinderen: boekjes met Bijbelverhalen, autootjes voor de jongens en haarknipjes voor de meisjes. Ook waren er een aantal tweedehands leesbrillen die gretig aftrek vonden. Daarna hebben we buiten nog even gekeken naar de ‘bouwplek’ voor het nieuwe kerkgebouw: uit het budget van onze reis heeft Jan de evangelist al eerder een bedrag gegeven voor de bouw van het kerkje. Maar vanwege de vele regen van de afgelopen tijd stond het kerkje er nog niet. We krijgen de foto’s vast nog wel een keer… Mooi om op zo’n manier te kunnen bijdragen aan de daadwerkelijke bouw van de wereldwijde kerk.
Daarna werd ons een maaltijd voorgeschoteld: lekkere rijst, kip, mie en gekookte papaja-bloemen (proefde wat bitter, maar wel lekker). Het smaakte ons prima. Tenslotte hebben we samen een kerkdienst gehouden: Jan heeft gelezen over Thomas en kort gepreekt (in het Indonesisch). Want ondanks dat Thomas zo’n goede vriend van Jezus was, kon hij niet geloven dat Jezus was opgestaan. Thomas was door het hele gebeuren van Jezus kruisiging flink in de war geraakt. Maar gelukkig, Jezus zocht ‘m op, zijn opstanding is echt waar. Dus: alhoewel alles soms best ingewikkeld voelt, ook als je een nieuwe/jonge gelovige bent in een ‘heidense omgeving’, Jezus is altijd dichtbij. Hij kan veel meer dan jij ooit kan bedenken! Daniël vertaalde de preek vervolgens van het Indonesisch naar het Soembanees, want de officiële landstaal is niet iedereen machtig. Jaap heeft namens ons de gemeente toegesproken: hartelijk dank voor de gastvrije ontvangst, het lekkere eten en prachtig om te ontdekken dat overal ter wereld christenen hetzelfde geloof in God mogen delen. En via het werk van De Verre Naasten mogen we ons ook in financiële zin met elkaar verbonden weten. De kinderen van de zondagsschool hebben ook nog een lied gezongen.
Aan het eind van de ontmoeting kwam de ‘pinang’ (betelnoot) op tafel: je ziet hier veel mensen met rode tanden/tandvlees, omdat ze op zo’n noot kauwen (samen met een wortelstokje en wat kalk). Dat werkt wat honger stillend en is ook een soort ‘drug’ (net zoals roken/pruimtabak), en dus ook verslavend… Arjan heeft het ook geprobeerd, tot groot vermaak van de Soembanezen. En z’n rode bekkie staat op de foto!
Na een groepsfoto namen we afscheid (God bless you) en klommen we weer richting de bus. Een flinke klim en wederom voor allemaal een flinke plakkont (van het zweet). Alhoewel Jan bijna met Eeke de berg afrolde (een bamboe-afrastering behoedde erger…), hebben we ’t allemaal weer gered, chapeau! Rinus wachtte ons uitgerust op.
De weg terug ging prima, om een uur of vier waren we terug bij het gastenhuis. Daar was men al druk bezig met de maaltijd: de geslachte kip werd net in stukken gehakt. Na wat mandiën, aten we een heerlijke rijstmaaltijd onder het afdak van het gastenhuis. We lazen uit het dagboek vandaag over Koninginnedag, want dat was ’t vandaag in Nederland.
De sterrenhemel is hier geweldig: omdat er weinig ‘bij-licht’ is, kun je de sterren en de Melkweg goed zien. Daarna nog even met elkaar nagezeten, waarna nog een paar kleedjesverkopers langskwamen om hun koopwaar (geweven kleedjes, een Soembanese traditie) te slijten. De bewoners van het andere huis (Marga, Jenny en Arjan) hadden al zelfgeweven kleedjes gekocht van Delila, de ‘huisoppasser’ daar.
Zondag 1 mei – naar de kerk in Kataka
Vanochtend ontbeten we om 7 uur, zodat we om 7.30 uur konden vertrekken naar onze kerkdienst vandaag: een dienst van de GGRI-gemeente in Kataka. De Gereja-Gereja Refomasi di Indonesia (GGRI), onze zusterkerken in Indonesië, bestaat in Indonesië uit drie regionale, zelfstandige kerkverbanden: die van Kalimantan Barat (West-Borneo), van Papoea en die hier op Soemba, van de provincie NTT (Nusa Tenggara Timur). Het is de bedoeling dat deze drie gereformeerde kerken op termijn samensmelten tot één nationaal kerkverband. De GGRI-NTT bestaat uit zo’n 60 kerken en evangelisatieposten op Soemba en een stadsgemeente in Kupang (op Timor) en heeft in totaal zo’n 6000 leden.
De rit naar Kataka was opnieuw een flinke hobbelweg, omhoog, dwars over de Soembanese vlakten. Als je achteromkeek, zag je de zee liggen. Wat een verschil met onze rit naar de kerk in Jakarta, twee weken geleden. Soemba is echt een rustig eiland, met mooie vergezichten en af en toe een huis met wat vee. Op een bepaald moment hadden we zelfs een kudde paarden voor onze bus aan het galopperen. Een mooi gezicht, net of we als postkoets voortgetrokken werden richting de kerk.
In Kataka aangekomen, werden we bij ds. Agus thuis ontvangen. Hij vertelde ons kort iets over zichzelf: 62 jaar, inmiddels gepensioneerd, vader van 5 kinderen, één zoon woont met z’n pasgetrouwde vrouw bij hen in (zij hebben elkaar op SETIA in Jakarta leren kennen, hij verpleegopleiding, zij godsdienstonderwijzeres, afkomstig van Sumatra). Nog steeds erg actief in de kerk, voorzitter van de kerkenraad en gaat nog elke zondag voor op een nieuwe evangelisatiepost van de gemeente, ergens verderop in het binnenland (zo’n 2,5 uur met de motor heen en daarna datzelfde eind weer terug). In totaal heeft de GGRI- gemeente van Kataka 4 evangelisatieposten, verspreid over de regio. In Kataka zijn zo’n 200 kerkleden.
Vervolgens liepen we samen naar de kerk, waarbij zich steeds meer mensen bij de wandelstoet aansloten. Inmiddels werd ook de kerkklok geluid: de ‘koster’ sloeg met een stuk metaal op een oude wieldop die aan de dakgoot hing. Nadat we alle handen hadden geschud, begon de dienst om half 10. In de kerk zaten zo’n 80 mensen, waarvan de helft kinderen. Zij waren vanochtend al naar de zondagsschool geweest, vanaf half 8. Onze voorganger vanochtend was evangelist Samuel Umbu Pingge (Sam), een jonge, enthousiaste vent van 30 jaar. Hij komt van Soemba en heeft de theologische school in Waingapu doorlopen. Op dit moment is hij (tijdelijk) verbonden aan één van de evangelisatieposten van de gemeente hier. Samuel vertelde dat hij volgende week naar Nederland gaat, als één van de dertig deelnemers aan de drieweekse, internationale cursus die De Verre Naasten samen met de Theologische Universiteit in Kampen organiseert. 
De kinderen van de zondagsschool zongen uit volle borst nog een lied, daarna kregen alle kinderen die al konden lezen van Alie een mini-kinderbijbeltje mee en de zondagsschoolleider twee kinderbijbels, één van het Oude en één van het Nieuwe Testament. En een zak cadeautjes (autootjes en knipjes). De kinderen gingen daarna naar huis. Vervolgens begon de dienst en was de gemeente aan de beurt om te zingen, a capella. Het bijzondere is dat men de psalmen hier op dezelfde wijzen zingt als wij in Nederland gewend zijn. Zo konden we dus, met onze Nederlandse kerkboekjes in de hand, prima meezingen. Een mooie ervaring om zo, samen met onze  Indonesische broers en zussen, onze hemelse Vader te kunnen loven en prijzen. Tussen de gezongen regels door zegt de voorganger hier trouwens alvast de tekst van de volgende regel, waarschijnlijk voor degenen die niet kunnen lezen. En om je heen: krekelgeluiden op de achtergrond, open ramen (of beter gezegd: geen ramen, alleen kozijnen) waar af en toe een verkoelende briesje doorheen waait, een broeierig dak met blikplaten, kippen in de bosjes en zomaar een hond die binnenwandelt en op één van de lege stoelen gaat liggen…

Het Bijbelgedeelte van vandaag was uit Handelingen 9:1-19, de geschiedenis waarin de fanatieke christenvervolger Paulus, op weg naar Damascus, door Jezus zelf geroepen wordt om Hem te volgen. Na de schriftlezing in het Indonesisch vond die ook nog in het Soembanees plaats, aangezien niet iedereen de officiële landstaal (Bahasa Indonesia) kent.  Na de collecte preekte Sam over het gelezen Bijbelgedeelte, waarin hij inging op het feit dat Paulus’ enthousiasme voor de dezelfde Heer in eerste instantie helemaal niet goed bezig was. En dat je dus, in al je fanatieke enthousiasme, helemaal verkeerd bezig kunt zijn. Datzelfde geldt ook voor ons tegenwoordig: het kan heel wat lijken, maar voor God helemaal niet goed zijn. Jezus volgen vraagt om een nieuw leven, waarin je kiest voor het volgen van Hem. En dat is af en toe best lastig, maar dat vraagt God wel van ons. Het was mooi zo´n jonge, enthousiaste  Soembanese dominee (opgeleid op de theologische school hier op het eiland zelf) aan het werk te zien, waarbij hij helder en duidelijk Gods woord kon uitleggen. Ook na de preek werd deze samengevat in het Soembanees.
Aan het eind van de dienst heeft Jaap, met Jan als vertaler, de gemeente toegesproken, waarbij hij beloofde dat we hun groeten zullen overbrengen aan onze broeders en zusters in Nederland. En dat we ons, in dankbaarheid, met hen verbonden weten in Christus.
Na de dienst werden we opnieuw bij ds. Agus thuis uitgenodigd. Daar dronken we koffie/thee met een Soembanese ‘vulkoek’. Met de dominee en de evangelist hebben we nog wat nagepraat over de preek en de gemeente Kataka (ze gaan voor 2013 in Kataka een nieuwe kerk bouwen (het fundament ligt er al), want dan is hier de driejaarlijkse synode van de GGRI-NTT). Om de hoek van de deur keken de buurtkinderen en zijn vrouw, zoon en schoondochter toe, ondertussen aan de slag met de warme maaltijd. Die smaakte vervolgens prima: rijst, kippensoep en gekruide kip. Corrie had de hoofprijs: de gekookte kippenkop, alhoewel ze dat bij het opscheppen nog niet helemaal doorhad. Maar nadat ze het velletje eraf stroopte en de kip recht in z’n ogen keken, gilde ze het uit. Hilariteit alom. Gelukkig lustten de honden ‘m buiten wel. De jongetjes buiten showden ons ook nog een varaan die de hadden gevangen en doodgemaakt. Want zulke ‘landkrokodillen’ eten jonge kippen op…
De terugweg verliep voorspoedig, alhoewel het wel warm was… Onderweg zijn we nog even gestopt bij het ziekenhuis, waar Jan heeft gevraagd of onze verpleegsters (of inmiddels: zweetzusters) daar morgen kunnen komen kijken. Gelukt, dus met drie opgewekte verpleegkundigen vervolgden we onze reis. Thuis wat bijgekomen, daarna soep met brood gegeten en ’s avonds samen een preek gelezen over Paulus’ zendingsreis naar Antiochië (Handelingen 13) en daarover nog wat nagepraat. En deze 1e mei uitgeroepen tot de Dag van de Zendingsarbeid, omdat we vandaag met eigen ogen hebben mogen zien en in Kataka hebben mogen ervaren dat God het zendingswerk hier op Soemba zegent.
En weer een dag voorbij…. ’t Aftellen begint al wat, nog vier Indonesische dagen en dan vliegen we donderdagavond terug naar Nederland.

No comments:

Post a Comment